Maria is de ark van het Nieuwe Verbond, zegt
Hugo Bos op zijn blog over zijn trektocht naar Rome. In een eerdere posting ging in in op zijn gedachten hierover, en hier ga ik verder. Ik waardeer deze vriendelijke broeder; dat wil niet zeggen dat ik het altijd met hem eens ben he? Ik geef zijn woorden hier integraal weer, en reageer daarop.
Hebr. 9:
4 Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het Manna in was, en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds.
Joh. 6:
31 Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten. 32 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel. 35 En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
Het Manna van het Oude Verbond werd opgeborgen in de Ark van het Oude Verbond, zo bevond Jezus zich in de Ark van het Nieuwe Verbond (Maria).
Hugo, je begeeft je hier op het vlak van de typologie. Daarop valt nauwelijks te reageren, want je moet al een gelovige in het 'tegenbeeld' zijn, om het beeld in de Oudtestamentische typen te herkennen. Ik ga dus maar niet op alle voorbeelden die je geeft in. Dit zijn argumenten die alleen steekhouden voor wie al tot het Roomse koor behoort.
Ex. 25:
10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen.
De Ark was gemaakt van onvergankelijk hout (Sittimhout, hout dat niet vergaat/verrot) en het puurste goud. Zo is Maria het puurste vat, en heeft haar lichaam geen verderving gezien.
Maria het puurste vat die geen verderving heeft gezien, dat leert de bijbel niet, maar de RK kerk. Alleen als je dat al gelooft, 'herken' je Maria in de ark.
2 Sam. 6
6 Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen struikelden. 7 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods.
De Ark was zo heilig en onbesmet dat Uza die de Ark aanraakt door God geslagen werd en stierf. Zo is ook Maria onbevlekt en heilig, ze is door God bewaard voor zonde en is onbevlekt om zo in zich het Woord van God te dragen.
idem.
1 Kron. 15:
28 Alzo bracht gans Israël de ark des verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.
Uit hoofdstuk 15 en 16 van Kronieken blijkt de enorme achting en eerbied die de Israëlieten hadden voor de Ark, zo moeten de gelovigen ook eerbied en achting hebben voor Maria.
idem
Jes. 66:
7 Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost.
Maria heeft, zoals Jesaja profeteert, geen barensnood gekend, geen smart, ze valt dus niet onder het oordeel vanwege de zonde, zoals beschreven: “Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren” (Gen. 3: 16).
Geen barensnood? Ik refereer aan wat ik eerder al zei: dit geloof je niet omdat de bijbel het leert, maar omdat de kerk het leert. En in een enorm dik bijbelboek kom je dan een vers tegen dat daar wat op lijkt. Ik zie dit bijbelvers niet als bewijs dat Maria geen pijn bij het baren kende. Trouwens, uitgangspunt van deze visie op Maria is wel erg anti-lichamelijk.
Luc. 1:
39 En Maria, opgestaan zijnde in diezelfde dagen, reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda;
2 Sam. 6:
2 En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baälim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods,
Er zijn diverse parallellen tussen dit hoofdstuk in 2 Sam. En Luc. 1. David gaat op om de ark Gods te halen, en Maria gaat op naar het gebergte.
Dit vind ik enorm interessant. Ik reageer er nu even niet op, maar beloof hier serieus naar te kijken. Ik zal dat doen aan de hand van de LXX, de Griekse vertaling van het OT dat Lukas zonder twijfel gebruikte. Als hier serieus taalkundige parallellie is, kan je inderdaad zeggen dat Lukas bewust een link legde met 2 Sam 6. Reuze interessant, dankje voor de gedachte.
Luc. 1:
41 En het geschiedde, als Elizabet de groetenis van Maria hoorde, zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elizabet werd vervuld met den Heiligen Geest;
2 Sam. 6:
16 En het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij nu den koning David zag, springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart.
David sprong en danste voor de ark, zoals Johannes de Doper opsprong in de schoot van Maria.
Luc. 1:
43 En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?
2 Sam. 6:
9 En David vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen?
Het is een heilig privilege wanneer de arm des HEEREN of de arm (Maria) tot ons komen mag.
Luc. 1
56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.
2 Sam. 6
11 En de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom, den Gethiet, drie maanden; en de HEERE zegende Obed-Edom en zijn ganse huis.
Maria en de ark bleven drie maanden in het huis.
Open. 11:
19 En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen, en stemmen, en donderslagen, en aardbeving, en grote hagel. 1 Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd.
Op dit punt van de geschiedenis was de ark al gedurende 6 eeuwen niet gezien (zie 2 Makk. 2: 7), en wordt nu ineens in de hemel weergezien. Dit moet de Joden zeer verbaasd hebben. Waarna Johannes gelijk doorgaat met het beschrijven van de vrouw (12: 1), de ark van het Nieuwe Verbond, er is in de Bijbel geen scheiding tussen hoofdstuk 11 en 12, die is later door de vertalers toegevoegd.
De vrouw heeft maan onder haar voeten, zoals de maan het licht van de zon weerspiegelt, zo weerspiegelt Maria de glorie van de Zon der gerechtigheid (Mal. 4: 2), Jezus Christus.
Ik heb me voorgenomen om Openb 11 en 12 serieus te bekijken maar dan in het kader van een exegese van heel dat boek. Ik heb twijfels aan de benadering om Maria te zien in de vrouw die in Openb 12 genoemd wordt, maar ik laat dat nu liever in het midden. Ik sta er open voor.
Open. 12:
17 En de draak vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben.
De gelovigen worden hier het zaad van de vrouw (Maria) genoemd, dit sluit aan bij de Katholieke gewoonte om Maria de moeder van alle gelovigen te noemen.
Open. 12:
13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneken gebaard had.
De draak vervolgd de vrouw (Maria), zelfs nadat ze al gebaard heeft. Dit betekent dat zijn een blijvende bedreiging voor hem vormt.