woensdag 17 december 2008

St Chrysostomos over de moeder van de Heer

In zijn preken over het evangelie naar Johannes, spreekt de kerkvader Johannes Chrysostomos (347–407), bisschop van Constantinople (398-404) over Maria, moeder van de Heer, in zijn behandeling van de Bruiloft te Kana (Homilie 21, Johannes 2). Hij zegt daarin over Maria het volgende.

Waarom zei Maria: 'de wijn is op'? Volgens St Chrysostomos:
Ze verlangde ernaar om hen een gunst te bewijzen, en ook om zichzelf via haar Zoon meer zichtbaar te maken; misschien had ze soortgelijke menselijke gevoelens als Zijn broers, toen die zeiden: 'Toon uzelf aan de wereld (John 7:4)', in hun verlangen om voordeel te behalen door Zijn wonderen. Daarom reageerde Hij enigszins abrupt, toen Hij zei: 'Vrouw, wat heb ik met u van doen. Mijn uur is nog niet gekomen.'

[Chrysostomos laat vervolgens zien dat Jezus zijn moeder wel degelijk respecteerde, zoals goede kinderen hun ouders eren moeten.]

Wanneer ouders [van hun kinderen] iets onredelijks vragen en struikelblokken neerwerpen in geestelijke kwesties, dan is het onveilig om te gehoorzamen. Daarom antwoordde Hij [...] 'Wie zijn mijn moeder en mijn broeders (Math 12"48)?', omdat ze niet goed over Hem dachten; en zij [Maria], omdat ze Hem gedragen had, meende in overeenstemming met de gewoonte der moeders, dat ze Hem in alle dingen moest leiden, toen ze zocht naar eer en verering voor Hem. Dit is dus de reden waarom Hij bij die gelegenheid zo reageerde. [...] Niet om haar te beledigen die Hem had gedragen (Dat idee zij verre van ons) maar om haar het grootste voordeel te geven, en opdat ze niet gering over Hem zou denken. want als Hij zich zorgen maakte om anderen, en zijn best deed om aan allen de juiste inzichten over Hemzelf te verschaffen, hoeveel te meer deed Hij dat dan in het geval van zijn moeder.

Het is waarschijnlik dat ze niet makkelijk zou hebben gekozen overtuigd te raken als haar eigen zoon deze dingen niet tegen haar had gezegd; ze zou in alle gevallen zijn doorgegaan zich superieur aan Hem te voelen als zijn moeder.; daarom reageerde Hij zoals Hij deed aan hen die tot Hem spraken. Anders had Hij haar gedachten niet kunnen leiden van zijn huidige laagheid naar zijn toekomstige verhoging, als ze verwachtte dat ze door Hem altijd als een zoon zou worden geeerd, en niet dat Hij als haar Meester zou komen. [...]

'Vrouw, wat heb ik met u van doen?' was ook een instructie aan haar om in de toekomst zoiets niet opnieuw te doen; want hoewel Hij zorgvuldig was om haar te eren als zijn moeder, Hij was toch veel meer bezorgd om de redding van haar ziel [....] Deze woorden waren dus geen woorden van ruwheid jegens zijn moeder, maar ze getuigden van wijsheid om haar de juiste inzichten te geven. [...] Door te laten zien dat Hij niet blij was [met haar vraag] toonde Hij dus dat Hij haar enorm eerde.[...]

Met zijn antwoord verwierp Hij zijn moeder niet, maar Hij wilde haar laten zien dat het haar geen enkele baat bracht dat ze Hem ter wereld had gebracht, als ze niet heel goed en gelovig zou zijn.[...] Als ze niet zo'n uitstekende ziel had, zou het haar niets gebaat hebben dat de Christus uit haar was geboren.
Interessant wat St Chrysostomos over de moeder van onze Heer zegt. Hij zegt:
  1. dat ze zondige, menselijke gedachten koesterde;
  2. ze vroeg haar zoon iets dat niet goed was;
  3. ze had niet de juiste inzichten over Jezus;
  4. ze werd behouden door haar geloof en goede leven;
  5. dat ze Jezus baarde was geen garantie voor haar behoud;
  6. de kans was aanwezig dat ze niet gered zou worden als Jezus haar niet corrigeerde.

3 opmerkingen:

Wees gegroet zei

Geachte Jos Strengholt,

Allereerst van harte gelukgewenst met dit grondige onderzoek dat u aan het verrichten bent. U lijkt me oprecht op zoek naar de ware identiteit van Maria. Ga vooral door, en ik wens u daarbij alle hulp en zegen toe die u daarvoor nodig hebt!

Wel zou ik enkele opmerkingen willen maken, om u van dienst te zijn.
1) de Kerk volgt nooit één enkele heilige, al is het een Kerkvader. Als u wilt kan ik hierbij voorbeelden geven.
2) ´Zekerheid van behoud´ bestaat in absolute zin niet in een geloof dat de liefde een centrale plaats toekent. Alle zekerheid over onze redding gaat vergezeld van de volgende kleine lettertjes ´zolang wij in Zijn (Gods) liefde blijven...` (1 Johannes). God dwingt niemand tot zijn of haar verlossing, maar laat altijd ruimte voor onze respons en -voortdurende- medewerking.
3) In deze preek van Johannes Chrysostomos lees ik nergens dat Maria in Kana een zonde zou hebben begaan. Veeleer lijkt me dit een geval van gebrek aan geestelijk onderscheidingsvermogen en fijngevoeligheid. Ook onze eigen Verlosser moest dat nog leren, want Hij was immers niet alleen maar volledig God, maar ook volledig mens. Zie bijv. het gegeven in de evangelien dat Jezus steeds meer oog krijgt voor het geloof van de Godvrezenden onder de heidenen. Hieruit blijkt ook het belang van een aardse opvoeding voor Jezus in Zijn verborgen jaren in Nazareth, die voor een belangrijk deel door Maria vervuld werd.

Wees gegroet zei

P.S. bij punt 3): ik wil overigens wel benadrukken dat enig tekort aan geestelijk onderscheidingsvermogen of fijngevoeligheid zeker niet inhoudt dat er sprake van een zonde moet zijn. Een (relatief klein en waarschijnlijk tijdelijk) tekort aan geestelijke gaven is nog geen zonde.

Unknown zei

Beste Wees Gegroet - sorry dat ik niet eerder reageerde hier. Ik heb niet gezien dat er hier een reactie stond. Ik moet wat aan mijn instellingen doen! Ik zal uw woorden goed tot me laten doordringen.