dinsdag 15 december 2009

In gesprek met Hugo Bos over wat de Bijbel over Maria leert (2)

Maria is de ark van het Nieuwe Verbond, zegt Hugo Bos op zijn blog over zijn trektocht naar Rome. In een eerdere posting ging in in op zijn gedachten hierover, en hier ga ik verder. Ik waardeer deze vriendelijke broeder; dat wil niet zeggen dat ik het altijd met hem eens ben he? Ik geef zijn woorden hier integraal weer, en reageer daarop.

Hebr. 9:
4 Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het Manna in was, en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds.
Joh. 6:
31 Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten. 32 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel. 35 En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
Het Manna van het Oude Verbond werd opgeborgen in de Ark van het Oude Verbond, zo bevond Jezus zich in de Ark van het Nieuwe Verbond (Maria).
Hugo, je begeeft je hier op het vlak van de typologie. Daarop valt nauwelijks te reageren, want je moet al een gelovige in het 'tegenbeeld' zijn, om het beeld in de Oudtestamentische typen te herkennen. Ik ga dus maar niet op alle voorbeelden die je geeft in. Dit zijn argumenten die alleen steekhouden voor wie al tot het Roomse koor behoort.

Ex. 25:
10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen.
De Ark was gemaakt van onvergankelijk hout (Sittimhout, hout dat niet vergaat/verrot) en het puurste goud. Zo is Maria het puurste vat, en heeft haar lichaam geen verderving gezien.
Maria het puurste vat die geen verderving heeft gezien, dat leert de bijbel niet, maar de RK kerk. Alleen als je dat al gelooft, 'herken' je Maria in de ark.

2 Sam. 6
6 Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen struikelden. 7 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods.
De Ark was zo heilig en onbesmet dat Uza die de Ark aanraakt door God geslagen werd en stierf. Zo is ook Maria onbevlekt en heilig, ze is door God bewaard voor zonde en is onbevlekt om zo in zich het Woord van God te dragen.
idem.

1 Kron. 15:
28 Alzo bracht gans Israël de ark des verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.
Uit hoofdstuk 15 en 16 van Kronieken blijkt de enorme achting en eerbied die de Israëlieten hadden voor de Ark, zo moeten de gelovigen ook eerbied en achting hebben voor Maria.
idem

Jes. 66:
7 Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost.
Maria heeft, zoals Jesaja profeteert, geen barensnood gekend, geen smart, ze valt dus niet onder het oordeel vanwege de zonde, zoals beschreven: “Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren” (Gen. 3: 16).
Geen barensnood? Ik refereer aan wat ik eerder al zei: dit geloof je niet omdat de bijbel het leert, maar omdat de kerk het leert. En in een enorm dik bijbelboek kom je dan een vers tegen dat daar wat op lijkt. Ik zie dit bijbelvers niet als bewijs dat Maria geen pijn bij het baren kende. Trouwens, uitgangspunt van deze visie op Maria is wel erg anti-lichamelijk.

Luc. 1:
39 En Maria, opgestaan zijnde in diezelfde dagen, reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda;
2 Sam. 6:
2 En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baälim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods,
Er zijn diverse parallellen tussen dit hoofdstuk in 2 Sam. En Luc. 1. David gaat op om de ark Gods te halen, en Maria gaat op naar het gebergte.
Dit vind ik enorm interessant. Ik reageer er nu even niet op, maar beloof hier serieus naar te kijken. Ik zal dat doen aan de hand van de LXX, de Griekse vertaling van het OT dat Lukas zonder twijfel gebruikte. Als hier serieus taalkundige parallellie is, kan je inderdaad zeggen dat Lukas bewust een link legde met 2 Sam 6. Reuze interessant, dankje voor de gedachte.

Luc. 1:
41 En het geschiedde, als Elizabet de groetenis van Maria hoorde, zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elizabet werd vervuld met den Heiligen Geest;
2 Sam. 6:
16 En het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij nu den koning David zag, springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart.
David sprong en danste voor de ark, zoals Johannes de Doper opsprong in de schoot van Maria.

Luc. 1:
43 En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?
2 Sam. 6:
9 En David vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen?
Het is een heilig privilege wanneer de arm des HEEREN of de arm (Maria) tot ons komen mag.

Luc. 1
56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.
2 Sam. 6
11 En de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom, den Gethiet, drie maanden; en de HEERE zegende Obed-Edom en zijn ganse huis.
Maria en de ark bleven drie maanden in het huis.

Open. 11:
19 En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen, en stemmen, en donderslagen, en aardbeving, en grote hagel. 1 Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd.
Op dit punt van de geschiedenis was de ark al gedurende 6 eeuwen niet gezien (zie 2 Makk. 2: 7), en wordt nu ineens in de hemel weergezien. Dit moet de Joden zeer verbaasd hebben. Waarna Johannes gelijk doorgaat met het beschrijven van de vrouw (12: 1), de ark van het Nieuwe Verbond, er is in de Bijbel geen scheiding tussen hoofdstuk 11 en 12, die is later door de vertalers toegevoegd.
De vrouw heeft maan onder haar voeten, zoals de maan het licht van de zon weerspiegelt, zo weerspiegelt Maria de glorie van de Zon der gerechtigheid (Mal. 4: 2), Jezus Christus.
Ik heb me voorgenomen om Openb 11 en 12 serieus te bekijken maar dan in het kader van een exegese van heel dat boek. Ik heb twijfels aan de benadering om Maria te zien in de vrouw die in Openb 12 genoemd wordt, maar ik laat dat nu liever in het midden. Ik sta er open voor.

Open. 12:
17 En de draak vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben.
De gelovigen worden hier het zaad van de vrouw (Maria) genoemd, dit sluit aan bij de Katholieke gewoonte om Maria de moeder van alle gelovigen te noemen.

Open. 12:
13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneken gebaard had.
De draak vervolgd de vrouw (Maria), zelfs nadat ze al gebaard heeft. Dit betekent dat zijn een blijvende bedreiging voor hem vormt.

9 opmerkingen:

Hugo Bos zei

Beste Jos,
Hierbij een reactie op het tweede gedeelte. Je pretttige en broederlijke stijl is zeer aangenaam en nodigd uit verder te denken en te spreken. Wat de beginteksten betreft heb je gelijk, het is alleen overtuigend wanneer je uitgaat van het (Rooms) Katholieke standpunt. Wat een ander gespreksonderwerp ter tafel brengt: wie heeft het recht de Bijbel gezaghebbend uit te leggen? De Gereformeerde theoloog Bavinck zegt hierop: "Juist wijl het woord het kenteeken der kerk is en er geene onfeilbare uitlegging van dat woord bestaat, is aan ieder mensch door Christus zelven de vrijheid gegeven, om dat woord voor zichzelf te verstaan, gelijk hij het inziet". En dat lijkt me een erg gevaarlijk standpunt wat leidt tot individualisme en ongebondenheid. Wanneer het van God gegeven (bijzonder) ambt hierin een essentiele rol heeft, dan kom je al snel uit bij het (Rooms) Katholieke standpunt.
Jes 66. Dat punt van barensnood vind ik toch erg belangrijk. De vloek op de zonde was namelijk dat de vrouw met smart kinderen zal baren, en nu is daar sprake van een vrouw die geen barensnood heeft gehad, zeer wonderlijk in het licht van de de straf op de zonde in Gen. 3 uitgesproken!
Wat Openb. 12 betreft: dat de vrouw waar in dit gedeelte sprake van is Maria is lijkt me heel helder, ondanks alle beeldtaal, het kind dat zij baart is immers Jezus, daarover zijn de theologen het wel eens volgens mij. Nu dan moet die vrouw toch Maria zijn? Belangrijk is ook om in dit kader te beginnen met lezen in Open. 11: 19 ! Die ark was al jaren zoek, en de Joden moeten dus er verbaasd geweest zijn dat die ark nu in de hemel gevonden is, wat een aanwijzing is voor het beeld van Maria als de ark van het Nieuwe Verbond. Hugo Bos

Unknown zei

Je hebt gelijk met je vraag naar de juiste interpretatie van de bijbel. Ten diepste zit de kwestie bij de vraag wat voor rol de kerk speelt in die interpretatie.

Eh... Waarom dan de RK kerk? Waarom niet de Grieks-Orthodoxe? Of de Kopten? Of de Assyrische kerk? Die kerken zijn even oud als de RK. Maar daar kom ik wel een keer op terug als we het over je posting over traditie hebben.

Ik lees niet in de bijbel dat Maria geen barensnood kende. Jesaja 66 gaat over Zion, niet over Maria.

Overigens, als Maria zondeloos was, dan moeten haar ouders dat ook zijn geweest lijkt me. En hun ouders... ik denk dat je er met deze gedachte gewoon niet uitkomt.

Maria was een gewoon zondig meisje als alle mensen, hoewel ze gelovig was en God wellicht in haar geloofsvertrouwen aanleiding zag om juist haar te verkiezen om Jezus' moeder te worden. Daarvoor moest ze bovendien maagd zijn, naast nog wat andere voorwaarden.

Hugo Bos zei

De uitleg die ik kies is toch niet zo vreemd. In de vroeger kerk vind je dergelijke uitspraken toch ook? Zie: http://www.scripturecatholic.com/blessed_virgin_mary.html#tradition-II
Groet,

Hugo

Unknown zei

Je komt bij de kerkvaders de meest vreemde exegese voor soms. Soms waren ze behoorlijk het spoor bijster, m.i.

Als je ziet dat in alle vroege geschriften van de kerk (tot het jaar 180 oid) nauwelijks over Maria wordt gesproken, wekt nioet de indruk dat Maria voor die vroege kerk erg belangrijk was.

Hugo Bos zei

Beste Jos,
In de eerste jaren na de Christus hemelvaart is er over meer dingen niet veel gezegd, over de drieenigheid werd in die eerste jaren ook niet gesproken op een manier die wij nu wel gewoon vinden. Zo is het domga in de loop van de tijd verder ontwikkelt, niet dat er iets geheel nieuws is ontstaan, maar het is als het ware uitvergroot, zoals een roos die in de knop zit en later volledig uitkomt. Feit blijft dat Maria's unieke en zeer belangrijke positie al zeer vele eeuwen zo beleden is.
Mooi is in dit kader een essay van John Henry Newman over de ontwikkeling van het dogma, ik zal het aan je opsturen.

Unknown zei

Over de drie-eenheid, wat later in de kerk in belijdenissen is vastgelegd, is sterk beargumenteerd vanuit de bijbel. In de bijbel zie je dat de Vader, en Jezus, en de Heilige Geest, alle drie evident 'God' zijn. Dat de theologie de visie hierop heeft verfijnd, is compleet anders dan in het geval van de theologie van Maria.

Wat je in de bijbel ziet (voor zover ik dat tot nu toe overzie) leidt geheel niet tot de latere Mariologie.

Ja, inderdaad, de apostelen leerden natuurlijk veel meer dan wat in de bijbel is neergelegd. Ik denk bijv. aan de visie op de bisschopelijke status.

Maar om de traditie te gebruiken om een leer te rechvaardigen die niet evident in de geschriften van die apostelen voorkomt, gaat me veel te ver. Dit staat nu net haaks op wat de oude kerk van de traditie zei. De apostolische successie en de daaraan verbonden traditie is zo sterk ontwikkeld in de oude kerk, om de 'geheimleer' van de gnosten te bestrijden. Die gnosten zeiden dat wat de apostelen werkelijk onderwezen, door hun werd doorgegeven. Een beroep op de traditie om de latere Mariologie te rechtvaardigen, waar dit niet echt voortkomt uit een bijbelse leer, is m.i. gnostisch.

Hugo Bos zei

Dat die leer niet in de Schrift staat bestrijd ik. Ik heb een vraag voor jou: wie was is de vrouw waar Open. 12 over spreekt? Waarom worden de gelovigen haar zaad genoemd? En waarom wordt ze getoond met zo grote eer en rijkdom, als een koningin?
Hugo

Unknown zei

Ja dat je dit bestrijdt is logisch. Ik verwacht niet minder van je!

De vrouw in Openbaring? Veel exegeten denken aan de kerk. Maar ik zei al eerder - ik wil hier een keer beter op terugkomen, en laat me graag overtuigen van je standpunt hoor!

Waarom worden gelovigen het zaad van Maria genoemd? En als Maria die hemelkoningin is, waarom komen we dit dan alleen in dit boek van Johannes tegen, en OOK NIET in de eerste twee eeuwen kerkgeschiedenis?

Ik zal spoedig, al ik in Cairo terugben, eens kijken hoe de oude kerk dit gedeelte uit Openbaring van Johannes uitlegde.

Hugo Bos zei

Beste Jos,
Ik meen enige inconsistentie te zien in wat je schrijft: "Je komt bij de kerkvaders de meest vreemde exegese voor soms. Soms waren ze behoorlijk het spoor bijster, m.i."
Terwijl je nu in je laatste reactie zegt dat je eerst wilt kijken wat de oude kerk over Maria geleerd heeft.
In dit kader vind ik wat onze huidige Paus gezegd heeft over de liturgie leerzaam. Wat voor de liturgie geldt dat geldt ook voor andere leerstellingen denk ik.
Kardinaal Ratzinger (1988), “Zur Lage des Glaubens”: "De romantische zin voor archeologie van sommige liturgieprofessoren, die vinden dat alles wat na Gregorius I (de Grote) is gedaan, als een soort korst, als een teken van verval, moet worden verwijderd. Hun criterium voor de liturgische vernieuwing is niet: Hoe moet het tegenwoordig zijn?, maar: Hoe is het vroeger geweest?. Men ziet over het hoofd, dat de kerk leeft, en dat haar liturgie niet kan worden vastgevroren op wat men voor het begin van de Middeleeuwen in de stad Rome deed. In werkelijkheid is de Kerk van de Middeleeuwen (of in menig opzicht ook de Kerk van de Barok) tot een liturgische diepgang gekomen, die eerst aandachtig onderzocht moet worden, alvorens men daar afstand van doet. Wij moeten ook hier de katholieke wet in acht nemen van het steeds beter en dieper verstaan van het erfgoed dat ons is toevertrouwd. Het zuivere archaïsme is nergens goed voor, juist zoals alleen moderniseren nergens toe dient."