donderdag 30 oktober 2008

De kerk na het Nieuwe Testament over Maria

Nadat we nauwkeurig hebben gekeken naar wat de bijbel over Maria, de moeder van Jezus, zegt, is het tijd om ook te zien wat de kerk onmiddellijk na het Nieuwe Testament over Maria te zeggen had. Ik maak alhier een lijst van de boekjes en brieven die we zullen bestuderen. daarbij zal ik melden wat die over Maria zeggen.

Brief van Clemens van Rome aan de kerk in Corinthe [Ca. 96 na Chr]. Zegt niets over Maria.
Brief van Barnabas [Ca. 100 na Chr], zegt niets over Maria.
Zeven brieven van Ignatius van Antiochie [Ca.115 na Chr]. Zeggen dit over Maria:
Want onze God, Jezus Christus, is ontvangen door Maria in overeenstemming met het plan van God, zowel naar het zaad van David en uit de heilige Geest.(Ignatius aan de Efeziers, 18:2)

Zowel de maagdelijkheid van Maria als dat ze ging bevallen was verborgen voor de vorst van deze eeuw, net als de dood van de Heer - drie geheimenissen die luid moeten worden verkondigd, maar die werden uitgevoerd in de stilte van God. (Ignatius aan de Efeziers, 19:1)

...Jezus Christus, geboren uit de familie van David, die (de zoon was) van Maria...(Ignatius aan de Tralliers, 9:1)
Brief van Polycarpus van Smyrna aan Filippi [ca. 130 na Chr.]. Zegt niets over Maria.
Martelaarschap van Polycarpus [Ca. 155-160 na Chr.]. Zegt niets over Maria.
II Clemens, een preek [Ca 100-140 na Chr.]. Zegt niets over Maria.
Didache; Leer van de 12 Apostelen [Ca. 50-175]. Zegt niets over Maria.

dinsdag 21 oktober 2008

10. Samenvatting: De Bijbel over Maria

Maria, een meisje uit de stam van Levi, was als jonge vrouw verloofd met Jozef, uit de stam van David; hoewel ze geen geslachtsgemeenschap met een man had gehad, werd ze zwanger. Dit was het gevolg van direct ingrijpen van God door de heilige Geest. Maria werd zwanger nadat ze gelovig en gedienstig de aankondiging van de engel daarover aanvaardde.

Jozef, haar verloofde, werd ook door een engel bezocht om hem te zeggen dat Maria’s zwangerschap het werk was van de Heilige Geest. Jozef nam Maria tot vrouw, maar had geen sexuele gemeenschap met haar totdat Maria haar eerste kind baarde.

Nadat Jezus was geboren, kregen Jozef en Maria meer kinderen; we kennen de namen van Jakobus, Jozef, Simon en Judas. Maria had een familielid Elisabeth, die met de priester Zacharias was getrouwd. De schoonvader van Maria heette Jakob. Maria’s zus heette Salome. Die was getrouwd met Zebedeus, en hun zonen waren Jakobus en Johannes.

Tijdens de bediening van haar zoon Jezus, verschijnt Maria enkele malen op het toneel. Vooral bij de bruiloft in Kana bleek haar rotsvast vertrouwen in Jezus. Ze was ook aanwezig bij de kruisiging van Jezus; Jezus vertrouwde haar toen liefdevol toe aan de zorg van Johannes, zijn neef. Maria was ook bij het graf waarin Jezus werd gelegd, en op de zondagmorgen van de opstanding was ze daar weer. Jezus verscheen aan Maria op die morgen. Maria speelde dus een heel speciale rol in de lijdenstijd – maar niet uniek. Er waren evengoed andere mannen en vrouwen bij betrokken, die meer aandacht van de schrijvers van de evangelien krijgen dan Maria.

Maria was ook aanwezig bij discipelen op de bidstonden rond de Pinksterdag. Ze hoorde dus bij de allereerste groep volgelingen van Jezus die op die dag de Heilige Geest ontvingen. Daarna lezen we echter niets meer van haar in de bijbel.

Wel heel opvallend is dat in de heel vroege kerk al snel verhalen de ronde deden over Maria die haar als een heel speciale vrouw verbeeldden. De teksten van Lukas over Maria duiden erop dat al voor hij zijn evangelie schreef, documenten of mondelinge tradities bestonden over Maria die welhaast liturgische teksten lijken te zijn.
De herinnering die we aan Maria hebben is die van een zeer gelovige jonge vrouw. Ze wordt begenadigd, gezegend, en zalig, genoemd. Haar gelovig hart maakte dat God haar genade schonk en haar bijzonder kon gebruiken. Haar hele leven kenmerkte zich in wezen door gelovig vertrouwen in haar zoon.

Maria is dus een voorbeeld bij uitstek van geloof en gehoorzaamheid. Dankzij haar geloof kon God de redder van de wereld sturen. Haar geloof had dus kosmische betekenis; dit maakt Maria tot een zeer unieke vrouw: door God gekozen om Hem te dienen door de Zoon van God te dragen en te baren. Ze was dus de Theotokos, de God-draagster. Vandaar dat we Maria, naar de woorden van Lukas 1:48-49, zalig prijzen, omdat God grote dingen aan haar heeft gedaan.

vrijdag 17 oktober 2008

9. Maria: eensgezind biddend met de discipelen

Handelingen 1:12-14 – Na de hemelvaart van Jezus bleven zijn volgelingen in Jeruzalem; Jezus had ze opdracht gegeven daar te blijven wachten tot de Heilige Geest zou worden gegeven, en dat deden ze dus:
Dezen allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.
Lukas vindt het blijkbaar van belang om Maria speciaal te noemen als aanwezige bij deze bidstonden van de discipelen. Dat ze genoemd wordt, duidt op haar speciale belang voor de jonge gemeente. Datzelfde geldt overigens ook voor de broers van Jezus. Elders zagen we al dat we bij die broers geen enkele aanleiding in de tekst vinden om ze niet te beschouwen als fysieke kinderen van Maria.

Maria hoorde bij de eerste ‘harde kern’ van gelovigen in Jezus. Dat kon voordien niet van de broers van Jezus gezegd worden, hoewel Maria altijd een gelovige was. Die broers bleken van groot belang: ze schreven briefjes die in de canon van de bijbel werden opgenomen, namelijk Jakobus en Judas.

Dat Maria wordt genoemd in het gezelschap van allerlei discipelen (die bij name worden vermeld) duidt er op dat ze zich niet speciaal onderscheidde van die groep. Ze baden eendrachtig samen. Maria had dus geen hogere positie dan anderen onder de eerste gelovigen.

Opvallend is dat Maria na dit moment niet meer wordt genoemd in het boek Handelingen., noch in de brieven van de apostelen. Vanuit de bijbel weten dus niet hoe het verder met haar ging. Dat dit het geval is, lijkt me een duidelijke aanwijzing dat de jonge gemeente haar niet zo'n unieke positie toekende als later door sommigen is gedaan.

woensdag 8 oktober 2008

8. Zie, uw moeder: Johannes 19:26-27

Hoe verschrikkelijk pijnlijk moet het voor Maria zijn geweest om haar eigen zoon te zien lijden aan een Romeins kruis. Een moment van diepe gruwel: Een zwaard ging door Maria’s ziel, zoals was voorspeld door Simeon tijdens de tempelceremonie van het opdragen van de baby Jezus.

Vanaf het kruis herkende Jezus zijn moeder. Niet slechts als zoon, maar ook als heiland van de wereld, wist Hij van haar verdriet. Johannes, zoon van Maria’s zus Salome, en dus een volle neef van Jezus, stond daar ook, dicht bij zijn tante Maria. Jezus zei tot zijn intens verdrietige moeder:
Vrouw, zie uw zoon
Daarna zei hij tot Johannes, de discipel waar hij bijzonder veel van hield:
Zie uw moeder.
En vanaf dat uur nam Johannes haar bij zich in huis.

Wat betekenen deze woorden: Vrouw, zie uw zoon, en Zie uw moeder? Ik denk dat we deze woorden moeten uitleggen in verband met de opmerking dat Johannes de moeder van Jezus daarna bij zich in huis nam. Maria, wier ziel diep schade leed door het zien van het sterven van haar zoon, had hulp nodig, en zelfs vanaf het kruis zorgde Jezus nog liefdevol voor haar door te regelen dat ze onderdak en zorg kreeg van Johannes.

Ik zie in deze tekst geen aanleiding om deze woorden anders te begrijpen dan dat Jezus aan Johannes vraagt om de zorgrol voor Maria over te nemen. Jozef, Maria's man, was waarschijnlijk al lang overleden, en Jezus was als oudste zoon degene die voor zijn moeder moest zorgen. Zelfs in zijn lijdensuur zorgde Hij nog voor haar, door teder de verantwoording bij zijn neef en volgeling te leggen.

7. Maria en het lijden van haar zoon: Matteus 27:56-28:10

(zie hierbij ook Markus 15:40-16:11 en Lukas 23:49-24:12 en Johannes 19:16b-20:31)

Matteus 27:56 - Toen Jezus aan het kruis stierf, keken veel vrouwen van een afstand toe; onder hen waren:

  1. Maria van Magdala,
  2. Maria, moeder van Jakobus en Jozef, en
  3. de moeder van de zonen van Zebedeus, dat waren Jakobus en Johannes.
In Markus 15:40 worden genoemd:
  1. Maria van Magdala en
  2. Maria, de moeder van Jakobus (die hier 'junior' wordt genoemd) en Jozef (hier Joses genaamd), en
  3. Salome (zoals blijkt, dit is de moeder van de zonen van Zebedeus, de zus van de Maria die de moeder is van Jezus)
Waarom wordt Maria, moeder van Jakobus en Jozef, hier niet de moeder van Jezus genoemd?
Waarom wordt ze in het rijtje van drie vrouwen niet als eerste genoemd?
Me dunkt dat dit er op lijkt te wijzen dat de rol van Maria, moeder van Jezus, toch niet heel groot was in de gemeenschap van waaruit of waarvoor Matteus schreef. Lukas noemt de namen van de vrouwen pas later in de lijdensverhalen.

Johannes 19:25 vermeldt dat bij het kruis, de volgende vrouwen stonden:
  1. De moeder van Jezus, (haar naam wordt niet gebruikt) en
  2. haar zuster (Salome dus), en
  3. Maria van Klopas, en
  4. Maria van Magdala
Johannes lijkt dus meer nadruk op Maria, moeder van Jezus te leggen. Dat is niet vreemd, gezien wat Jezus vervolgens vanaf het kruis tegen Maria en Johannes zegt. Daarop kom ik elders terug.

Wie is Maria van Klopas?

Maria, de moeder van Jezus, moet zich verschrikkelijk hebben gevoeld toen ze haar zoon zag lijden en sterven. Dit is onvoorstelbaar tragisch. Een zwaard ging door haar ziel, zoals voorspeld door Simeon bij de presentatie van baby Jezus in de tempel.

Matteus 27:61 - Toen Jezus in het graf werd gelegd, zaten tegenover het graf
  1. Maria van Magdala en
  2. 'de andere Maria'. Markus 16:47 noemt haar: Maria, de moeder van Joses. Dit is Maria moeder van Jezus.
Ze keken toe toen Jezus in doeken werd gewikkeld en bijgelegd in zijn graf. Ze zagen dat de steen ervoor werd gerold. Hartverscheurend voor Maria. Dat ze hier 'de andere Maria' en 'Maria, moeder van Joses) wordt genoemd, lijkt opnieuw te onderstrepen dat haar rol in de gemeenschap van Matteus niet heel groot was. Johannes vermeldt dit bezoek aan het graf niet.


Matteus 28:1-7 - op de zondag na de kruisiging, dat is, op de derde dag, gingen
  1. Maria van Magdala en
  2. 'de andere Maria'
naar het graf. Markus 16:1 zegt dat ze gingen om Jezus te zalven. Hij voegt Salome aan de twee vrouwen toe. In de beschrijving van Johannes komt Maria, de moeder van Jezus helemaal niet voor.

Markus noemt Maria, de moeder van Jezus hier: Maria van Jakobus. Vreemd, aangezien hij haar zojuist nog moeder van Joses noemde. Maar het lijkt toch echt over de ene Maria, moeder van Jezus te gaan. Zie Markus 15:40.

Op die eerste dag van de week maakten de Maria's een aardbeving mee, zegt Matteus. Markus noemt deze aardbeving niet. Matteus zegt dat de vrouwen een engel des Heren zagen neerdalen. Die wentelde de steen weg en ging daarop zitten. Markus 16:4 en Lukas 24:2 zeggen dat de steen al weg was toen de vrouwen arriveerden. Markus zegt en dat ze in het graf een jongeling met een wit gewaad aantroffen. Bij Lukas lezen we dat het om twee mannen in een blinkend gewaad ging.

De engel, dat is de man in het wit, (of de twee mannen) sprak tot de vrouwen, en vertelde dat Jezus uit de doden was opgestaan. Wat een ervaring moet dit voor Maria zijn geweest! De engel vertelde Maria dat ze naar de discipelen moest gaan, om hen te zeggen om naar Galilea te gaan, waar Jezus zich aan hen zou laten zien. Matteus en Markus beschrijven dit ongeveer hetzelfde. Lukas is iets uitgebreider maar de verhaallijn wijkt niet af.

Matteus 28:8-10 Beide Maria's waren bevreesd en blij tegelijk; ze gingen snel naar de discipelen, maar onderweg kwam Jezus hen tegemoet. Hij groette de vrouwen, die zijn voeten vastgrepen en Hem aanbaden (Gr: prosekuneesan). Maria, de moeder van Jezus, aanbad Hem dus als God. Jezus onderstreepte de opdracht die de engel al had gegeven. Markus 16:9 beschrijft hier alleen een verschijning aan Maria van Magdala.

Lukas 24:9-10 beschrijft niet dat de vrouwen Jezus onderweg zagen, maar ze gaan rechtstreeks naar de discipelen. Wel zegt Lukas aan het eind van zijn beschrijving om welke vrouwen het ging. Daar waren:
  1. Maria van Magdala
  2. Johanna
  3. Maria, moeder van Jakobus
  4. en andere vrouwen.
Ook hier wordt opvallend weinig aandacht aan Maria, moeder van Jezus gegeven. Ze wordt als derde genoemd, en we zien dat ze alleen Maria (moeder) van Jakobus wordt genoemd. Indien Maria een zeer belangrijke rol speelde in de theologie van de Nieuwtestamentische gemeente, is het wel zeer vreemd dat daar weinig van blijkt in de context van de lijdensverhalen.

dinsdag 7 oktober 2008

6. Het gezin van Maria: Matteus 13:54-57

(Zie ook Markus 6:1-3 en Johannes 6:41-42)

De bewoners van Nazaret waren kritisch op Jezus, en zeiden tegen elkaar:
Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas? En behoren zijn zusters niet allen bij ons?
Jozef, de man van Maria, was blijkbaar een timmerman. Dit is de eerste keer dat dit wordt gemeld in de bijbel. Door Matteus wordt de naam van Jozef niet gebruikt. Door Markus wordt naar Jozef zelfs niet verwezen. Jezus zelf wordt daar de timmerman genoemd. En in een vergelijkbaar gedeelte zegt Johannes: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder we kennen?

In Nazaret kenden de mensen Maria bij name. Jakobus, Jozef, Simon en Judas kenden ze ook, als broers van Jezus, en er zijn ook nog zussen die overigens niet bij name worden genoemd. Voor deze broers en zussen, zie ook Wie is de moeder van Jezus: Matteus 12:46-50, elders op deze weblog. Me dunkt dat we moeten constateren dat Maria na de geboorte van Jezus in elk geval nog zes of zeven eigen kinderen heeft gebaard.

Overigens, de Jakobus en Judas die hier als broers van Jezus worden genoemd, worden algemeen beschouwd als de schrijvers van de brieven van Jakobus en Judas in de Bijbel. van Jozef en Simon vernemen we, meen ik, niets meer.

5. Wie is de moeder van Jezus? Matteus 12:46-50

(Lees hierbij ook de paralelle gedeelten in Markus 3:31-35 en Lukas 8:19-21)

Jezus spreekt tot een menigte mensen, en Maria en de broeders (Gr: adelphoi) van Jezus staan buiten. Ze willen Hem te spreken krijgen, en sturen daarom een boodschapper. Jezus' antwoord:
Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil van mijn Vader, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster (Gr: adelphe) en moeder.
Als Maria met Jezus wil spreken, en aan Hem om aandacht voor haar wordt gevraagd omdat ze zijn moeder is, maakt Jezus zeer duidelijk dat wat Hem betreft, elke vrouw die gelovig doet wat Hij zegt en wat de Vader wil, zijn moeder is.

Enerzijds zou je dit kunnen lezen als een degradatie voor Maria, als je de woorden van Jezus leest alsof hij zijn volgelingen aanwijst en bedoelt te zeggen: jullie zijn mijn ware moeder en broers en zussen, en degenen die buiten staan, die blijven maar even wachten. Dat is echter niet door de Griekse tekst geimpliceerd.

Je kunt het ook anders zeggen: Een ieder die Jezus en diens Vader in de hemelen gehoorzaamt, behoort daardoor tot de bijzondere categorie van zijn aardse moeder Maria, die immers zelf ook wordt gekenmerkt wordt door haar gelovig gehoorzamen van Jezus. En die hoort tot de categorie van zijn aardse broers en zussen, waar Jezus heel hecht verbonden mee is. Deze lezing van de tekst lijkt me de beste.

Jezus geeft niet minder aandacht aan Maria, en wellicht gaf Hij aan haar en zijn broeders en zusters meteen na zijn uitspraak, ook wel alle aandacht waarom ze vroegen. De lange toespraak die Jezus in een huis hield, kwam in elk geval ten einde, en Hij ging naar buiten. Misschien moeten we ons dit wel zo voorstellen dat Hij naar buiten ging, juist om aan zijn moeder en broeders en zusters alle respect en liefde te bewijzen, zoals Hij dat dus ook deed aan al zijn volgelingen.

Van groot belang is dat hier wordt gezegd dat Jezus broers en zussen heeft. Er is geen bijbelse aanleiding om te veronderstellen dat dit niet de lichamelijke kinderen van Maria waren. De uitspraak van Jezus dat zijn volgelingen ook zijn moeder en broers en zussen zijn, wordt wel vreemd als dat zou moeten gaan over zijn moeder en zijn neven en nichten, zoals sommigen menen. Er is in de bijbelse context geen reden om broers en zussen niet als de directe broers en zussen van Jezus te zien. Maria kreeg na haar eerstegeboren zoon Jezus dus meer zonen en dochters.

maandag 6 oktober 2008

4. Maria op de bruiloft te Kana: Johannes 2

Maria was aanwezig op de bruiloft te Kana in Galilea, waar Jezus water in wijn veranderde. Toen Maria tijdens het feest merkte dat de wijn opraakte, zei ze tegen Jezus:
Ze hebben geen wijn.
Dat leek een normale opmerking van Maria, misschien zelfs een geloofsuitspraak; ze wist dat Jezus de voortgang van het feest kon regelen. Ondanks dit vertrouwen van Maria in haar zoon, zei Jezus tegen haar:
Vrouw, wat heb ik met u van node? Mijn uur is nog niet gekomen.
Vrouw, wat heb ik met u van node, dat klinkt in het Nederlands beslist afwijzend en afstandelijk, maar zo moet het zeker niet worden gelezen. De aanduiding vrouw kan evengoed een term zijn die op innigheid duidt: het ligt maar net aan de intonatie. Als Maria bij het kruis van Jezus staat, spreekt de Heer haar ook aan met vrouw, en ik heb nooit gehoord dat iemand dat als een afstandelijke term wilde zien in die contekst.

Het lijkt logisch om te veronderstellen dat de vraag: wat heb ik met u van node, rechtstreeks te maken heeft met de opmerking: Mijn uur is nog niet gekomen. Jezus bedoelt waarschijnlijk te zeggen dat ze hem geen advies hoeft te geven in dit geval, omdat Hij wacht op het juiste tijdstip om tot actie over te gaan. Het was dus een aanmoediging voor Maria; Jezus zei haar dat Hij iets zou gaan doen. Vandaar Maria's reactie:

Daarop zei Maria tegen de bedienden:
Wat Hij u ook zegt, doe dat!
Maria liet zich niet van de wijs brengen door wat Jezus zei. Ze wist van zijn macht, en vertrouwde Hem door dik en dun. Met deze uitspraak liet ze duidelijk zien dat ze Hem geloofde, en dat ze, ook na vermaand te zijn door Jezus, zijn volgelingen en gelovige bleef.

Jezus veranderde vervolgens water in uitstekende wijn; dit was het begin van zijn tekenen. Hij openbaarde zijn heerlijkheid en zijn discipelen geloofden in Hem.

3. Maria en kerst III: bij Lukas 2

Lukas 2:4 Jozef ging naar Bethlehem om zich te laten inschrijven in de burgerlijke stand van het Romeinse rijk. Hij ging naar Bethlehem omdat hij uit het geslacht van David was. Hij ging samen met Maria - met wie hij toen nog ondertrouwd (verloofd) was. Maria was toen al zwanger. Hoogzwanger, zoals zal blijken. In dit verband is het wel erg vreemd dat we lezen dat ze toen nog ondertrouwd waren. Betekent dit wellicht dat ze toen wel getrouwd waren maar dat het huwelijk nog niet voltrokken was, dwz, er had nog geen sexueel verkeer plaatsgevonden? Ik kan me dat voorstellen. Een andere optie is dat ze inderdaad ondertrouwd naar Bethlehem gingen, en dat ze daar trouwden.

Zomaar een gedachte: Natuurlijk gingen Jozef en Maria naar Bethlehem om zich te laten inschrijven, maar zouden ze ook naar Bethlehem zijn gegaan om te voorkomen dat ze in Nazareth door zouden hebben dat Maria zwanger was buiten het huwelijk met Jozef om? Zouden ze in Bethlehem extra lang gebleven zijn, om daar het kind te krijgen?

Lukas 2:6 In Bethlehem waren Maria's dagen vervuld, dat wil zeggen, de negen maanden waren om, en ze ging baren. Ze baarde haar eerstgeboren zoon (Gr: proototokon). Die term lijkt er alleen op te duiden dat ze daarna nog meer kinderen kreeg.

Lukas 2:16 Maria maakte mee dat, terwijl ze haar kind net had gebaard, herders langskwamen die vertelden dat ze van engelen gehoord hadden dat de Heiland was geboren, Christus, de Here. (zie Lukas 2:11-12) Dit moet Maria en Jozef enorm hebben bemoedigd, want hun situatie was heel kwetsbaar.

Lukas 2:19 Maria bewaarde al deze woorden, ze overwegende in haar hart. En daarom kon ze dit later ook aan anderen vertellen, waardoor het door Lukas kon worden opgeschreven.

Lukas 2:21 Maria en Jozef lieten hun zoontje besnijden op de achtste dag, en noemden hem Jezus. Dit gebeurde waarschijnlijk nog in Bethlehem.

Lukas 2:22-24 Maria en Jozef hielden zich aan de wet van Mozes over de rituele reiniging na de zwangerschap (zie Levitikus 12:2-4). Ook dat deden ze in Bethlehem. Daarna brachten ze het kind naar de tempel in Jeruzalem om hem aan de Here voor te stellen. Dit in overeenstemming met wat Exodus 13:2 zegt, namelijk dat elk eerste mannelijke kind heilig is voor de Here. Ook brachten ze een klein offer, in overeenstemming met Levitikus 12:6-8. Maria en Jozef hielden zich blijkbaar aan de wetten van God; dat verbaast ons niet, want we zagen al dat Maria een gelovige jonge vrouw was, en in Matteus wordt Jozef rechtschapen genoemd.

Lukas 2:25-33 Maria en Jozef stonden versteld over de woorden van Simeon, een vrome man, die door God naar de tempel werd geleid om Jezus te zien. Maria stond versteld over zijn woorden, want Simeon profeteerde over Jezus, het heil voor alle volken.

Lukas 2:34 Simeon zegende Maria, Jozef en Jezus, en zei over Maria, in verband met haar kind:
....en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan.
Lukas 2:39 Toen Maria en Jozef alles wat de wet voorschreef hadden gedaan, keerden ze terug naar Nazaret.

Lukas 2:40,52 Maria beleefde dat ze wel een heel bijzonder kind had. Hoe zal ze dit ervaren hebben? Het moet niet eenvoduig zijn geweest dit kind op te voeden.

Lukas 2:41-46 Elk jaar reisden Maria en Jozef met Jezus naar Jeruzalem om het paasfeest te vieren, samen met allerlei verwanten en kennissen. Toen Jezus 12 jaar oud was, raakte hij onderweg zoek. Voor Maria moet het een verschrikkelijk zaak zijn geweest dat ze haar 12-jarige zoon kwijt was; drie dagen zocht ze hem. Hij bleek in de tempel te zijn.

Lukas 2:48 Maria vroeg aan Jezus waarom hij hen dit had aangedaan. Ze moet wanhopig zijn geweest. Samen met Jozef had ze Jezus gezocht met smart. Opvallend is dat dit vertaald is als: Waarom hebt Gij ons dit aangedaan. Vanwaar deze beleefdheidsvorm? En waarom spreekt Maria over uw vader, als ze haar 12-jarige zoon aanspreekt? Er is geen aanleiding in het Grieks om voor deze beleefdheidsvorm te kiezen: alsof Maria niet op een normale manier tot Jezus zou hebben gesproken.

Lukas 2:49 Jezus vermaant Maria en Jozef:
Waarom hebt gij naar mij gezocht? Wist gij niet dat ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?
Met die uitspraak lijkt Jezus zich al van zijn ouders te distantieren, als voorbode van zijn latere leven en sterven. Voor Maria moeten dit moelijke woorden zijn geweest. Wellicht dacht ze toen al aan de profetie van Simeon, dat door haar ziel een zwaard zou gaan.

Lukas 2:50-51 Jozef en Maria begrepen die woorden van Jezus niet, maar Maria bewaarde al deze woorden wel in haar hart. Jezus ging met ze mee terug naar Nazaret en was zijn ouders onderdanig.

zaterdag 4 oktober 2008

2. Maria en kerst II: bij Lukas 1

Lukas 1:5-8, 36 Het feit dat Zacharias een priester was, betekent dat hij een Leviet was. Hij was getrouwd met Elisabet, uit het geslacht van Aaron, dus ook een Leviet. De engel Gabriel noemt Elisabet uw verwante als hij met Maria spreekt. Maria zelf was dus ook uit de stam van Levi, het priesterlijk geslacht.

Lukas 1:26 Maria woonde in Nazaret in Galilea. Ze was een maagd (Gr: parthenos) die was ondertrouwd (verloofd) met Jozef. Jozef was uit het huis van David, dus uit het koninklijk geslacht. Voor dat woord parthenos, zie mijn commentaar bij Maria en Kerst I: bij Matteus 1-2, elders op deze weblog.

Lukas 1:26,28-33 De engel Gabriel (een engel des Heren, zie Lukas 1:11, 19) verscheen aan Maria in haar huis. Gabriel zei tegen Maria:
Weest gegroet, gij begenadigde, de Here is met u... weest niet bevreesd Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. En zie gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob keersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.
Voor het begrijpen van wie Maria is, zijn deze woorden van belang. Ze wordt genoemd: een begenadigde (Gr: kecharistoomenee), en ze heeft genade gevonden bij God. (Gr: heures charin). Beide termen duiden erop dat God haar zijn genade heeft geschonken; op geen enkele manier suggereren de term dat Maria inherent genade bezat. Ze zocht God's genade, en heeft dat ontvangen.

Maria krijgt te horen dat ze zwanger zal worden, en dat ze degene zal baren die Zoon van de Allerhoogste zal heten, degene die eeuwig over het huis van David zal heersen. Ze krijgt een zoon, maar die zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. Maria begreep daarvan ongetwijfeld niet de betekenis, maar ze wist wel vanaf het begin van haar zwangerschap dat ze geen gewoon kind zou gaan baren en opvoeden.

Lukas 1:34 Logisch dat Maria daarom vraagt hoe dat kan gebeuren; ze heeft geen immers omgang, dat wil zeggen, geen sexuele relatie, met een man. Maria is maagd.

Lukas 1:35 De heilige Geest zal over Maria komen, de kracht van de Allerhoogste zal haar overschaduwen. Dat wordt door de engel in de toekomende tijd gezegd, dus Maria was toen nog niet zwanger. Omdat God zelf voor de zwangerschap zorgt, wordt de zoon het heilige (Gr: hagion) genoemd, en Gods Zoon (Gr: huios theou). Even onbegrijpelijke woorden voor Maria als wat de engel in Lukas 1:32 had gezegd.

Lukas 1:38 Maria's gelovige antwoord op de enorme aankondiging:
Zie, de dienstmaagd (Gr: doule) des Heren; mij geschiede naar uw woord.
Maria, die toen nog niet zwanger was, aanvaardde gehoorzaam de wil van God; ze was immers zijn dienstmaagd. Wat zou er gebeurd zijn als Maria niet zo gelovig met de wil van God had ingestemd? De keus van deze jonge vrouw was van kosmisch belang. Haar gehoorzaamheid aan de wil van God, bracht de redder van de wereld voort.

Lukas 1:39 Maria reisde snel naar de bergen van Juda, waar Zacharias en Elisabet, haar verwanten, woonden. In de korte tijd tussen de aankondiging door de engel en het arriveren van Maria bij Elisabeth, werd Maria waarschijnlijk zwanger. Zou Maria, meteen na de verschijning van de engel, naar Jozef zijn gegaan om haar verloofde het schokkende nieuws te vertellen? Of zou ze dat pas drie maanden later hebben gedaan, toen ze terug was in Nazaret? Voor beide opties is veel te zeggen. Ik vermoed dat Maria het pas bij terugkomst vertelde, want de engel sprak pas tot Jozef dat hij Maria tot vrouw moest nemen, toen bleek dat ze zwanger was. Dat was niet voordat Maria terugkeerde uit de Judeese bergen.

Lukas 1:41-44 Toen Maria bij Elisabet arriveerde en haar groette, sprong het kind waarvan Elisabet zwanger was, op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met de heilige Geest, en luid sprak ze:
Gezegend (Gr: eulogemene) zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Opvallend is dat zowel het kind als de moeder gezegend worden genoemd. Elisabet noemde Maria ook de moeder van mijn Heer. De term gezegend onder de vrouwen bedoelt te zeggen dat onder alle vrouwen ter wereld, niemand zo gezegend is als Maria. Zulke woorden lijken te zijn bedoeld om enorme eer aan Maria te geven.

Lukas 1:45 Elisabet spreekt in nog meer bijzonder woorden tot Maria:
Zalig is zij, die geloofd heeft, want wat vanwege de Here tot haar gezegd is, zal volbracht worden.
Lukas 1:46-55 Maria zingt vervolgens zelf de liof van God, in wat we de Lofzang van Maria noemen, en ook wel het Magnificat:
Mijn ziel maakt groot (Latijn: magnificat) de Here,
en mijn geest heeft zich verblijd over God mijn Heiland,
omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd.
Want zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen (Gr: makariousin me) alle geslachten,
omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige. En heilig is zijn naam,
en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie Hem vrezen...
Maria spreekt vervolgens verder over God's grote daden aan Israel; waarbij misschien te denken valt dat ze zich vereenzelvigde met de eenvoudigen die God verhoogt, met de hongerigen die Hij met goederen zegent.

Lukas 1:56 Maria blijft drie maanden bij Elisabet; ze arriveerde daar toen Elisabet zes maanden zwanger was, dus Maria zal vast bij de geboorte hebben geholpen. Deze drie maanden waren van groot belang voor Maria, stel ik me zo voor. Ze zal in elk geval veel met haar verwante hebben gesproken over de woorden die de engel tot haar had gesproken, en over haar zorgen over wat haar te wachten stond. Hoe zou ze dit aan Jozef moeten vertellen? Zou hij haar wel geloven?
Bij Zacharias en Elisabet, twee oude mensen waarvan Elisabet bovendien onvruchtbaar was, zag Maria voor haar ogen het wonder van de geboorte van Johannes; het zal haar eigen vertrouwen in haar lotsbestemming hebben versterkt denk ik.

Dat Maria reden had om zich zorgen te maken om Jozef is duidelijk. Matteus beschrijft dat hij in stilte wilde scheiden toen hij van haar hoorde dat ze zwanger was. Lukas meldt daar niets over, maar alleen door een bezoek van een engel werd Jozef overtuigd toch met Maria te huwen.
Dat deed hij, en daarna gaan ze samen naar Bethlehem om zich te laten inschrijven. Zie Matteus 2:1 en Lukas 2:1.

Wat ik overigens erg opvallend vind: Lukas zocht als historikus allerlei verhalen bij elkaar - en dit verhaal over Maria heeft wel heel sterk de 'geur' van een al behoorlijk ontwikkeld verhaal binnen de gemeente. De liederen/gebeden zijn haast liturgisch.

Me dunkt dus, dat blijkbaar in de vroege kerk al grote interesse in Maria bestond, en ook duidelijk is dat haar wel grote eer werd toegekend: ze is degene die naast Jezus de 'gezegende' wordt genoemd op een manier die je voor andere vroeg-christelijke leiders niet tegenkomt in het Nieuwe Testament.

1. Maria en kerst I: bij Matteus 1-2

Mat. 1:16 Maria baarde Jezus. Jozef wordt haar man (Gr: aneer) genoemd. Maria's schoonvader heette Jakob.

Mat. 1:18,20 Maria was ondertrouwd (verloofd) met Jozef, maar kwam nog niet met hem samen. Dat wil zeggen, ze woonde nog niet met hem samen en had dus ook geen sexuele relatie met Jozef. Toch werd ze ook al de vrouw (Gr: gunee) van Jozef genoemd. Verloving in die tijd had een veel meer bindend karakter dan tegenwoordig. Wie ondertrouwd was, gold in wezen al als getrouwd.
In die tijd van verloving bleek Maria zwanger te zijn uit de heilige Geest. Wat in haar verwekt was, was uit de heilige Geest. Maria's zwangerschap dus is direct door de heilige Geest bewerkt, zonder tussenkomst van een man. Het gaat om een maagd die zwanger werd.

Mat. 1:23 Maria's zwangerschap was vervulling van de profetie dat een maagd (Gr: parthenos) zwanger zou worden en een zoon baren. (zie Jes. 7:14) Critici zeggen soms dat het woord parthenos gewoon meisje betekent, niet maagd. Dat lijkt me een vrij zinloze discussie, want er waren tijden waarin je er nornaal gesproken van kon uitgaan dat meisjes nog maagd waren. Bovendien laat de context zien dat het om een meisje ging die niet door sexuele omgang met een man zwanger werd, maar door direkt ingrijpen van God.

Mat. 1:19-20 Om Maria te beschermen en te zorgen dat Jozef met haar zou trouwen, stuurde God een engel des Heren naar Jozef. Wanneer gebeurde dit? Toen bleek dat Maria zwanger was. Dit zou misschien kunnen zijn geweest direct nadat de engel Maria liet weten dat ze zwanger zou worden, en voordat ze zeer kort daarop naar haar verwante Elisabet ging; maar zou Matteus dan hebben gezegd dat ze zwanger bleek te zijn? Het lijkt me waarschijnlijker dat het bleek nadat Maria drie maanden bij Elizabet was geweest, en terugkeerde naar Nazaret. Toen moest ze het Jozef wel vertellen, en toen had ze al een paar menstruaties gemist. Ik vermoed dat ze zwanger werd zeer kort nadat ze zich gelovig als de dienstmaagd van de Here aanbod.

De term engel des Heren suggereert dat het een belangrijke engel was die Jozef bezocht. Bij Lukas blijkt Gabriel de bemiddelende engel te zijn in verband met de geboorte van Jezus , dus daar mogen we in het geval van de verschijningen aan Jozef ook aan denken.

Mat. 1:19,24-25 Maria was met een rechtschapen man getrouwd die God gehoorzaamde. hij nam, op voorspraak van de engel, Maria tot zich als vrouw (Gr: gunee). Dat wil zeggen, ze gingen nu gehuwd samenwonen. Echter, Jozef had geen sexuele gemeenschap met Maria (hij kende haar niet) voordat ze (Gr: heoos) Jezus gebaard had. In zekere zin leefden ze dus nog als ondertrouwden samen; dat is wellicht de reden waar ze in Lukas 2, als ze naar Bethlehem gaan, nog ondertrouwd worden genoemd - en dat terwijl Maria toen al hoogzwanger was. Het lijkt me meer voor de hand liggen dat Jozef zo snel mogelijk na het vizioen van de engel met Maria trouwde, om te voorkomen dat omstanders zouden denken dat het kind dat ze droeg niet het zijne was. Hij wilde immers voorkomen dat ze in opspraak kwam.

De zin dat Maria geen gemeenschap met Jozef had voordat (Gr: heoos) ze haar zoon Jezus baarde, duidt erop dat ze dat daarna wel had. Ik volsta met te wijzen op Mat. 2:9. De ster ging de wijzen uit het oosten voor totdat (Gr: heoos) zij kwam en stond boven de plaats, waar het kind was. Dit betekent dat de ster hen daarna niet langer voorging. Daarna lees je ook niet meer over die ster; de wijzen gingen zonder leiding van de ster terug naar hun land.

Het voordat, of totdat (Gr: heoos) begrenst de ervoor genoemde actie. Zoals de ster niet langer aan de wijzen vooruit ging nadat die boven het huis stilhield, zo stopte de sexuele onthouding van Maria en Jozef nadat hun eerste zoon was geboren. Als deze lezing, die zich uit de tekst opdringt, onjuist is, moeten daar wel heel goede argumenten voor worden aangevoerd.

Mat. 2:1, 10-12 Maria baarde Jezus in Bethlehem. Daar maakte ze mee dat ze in het huis (Gr: oikia) waar ze verbleven bezoek kregen van wijzen uit het oosten, die door een ster naar dat huis werden geleid. Die wijzen vielen neer en bewezen Jezus hulde, en boden Hem geschenken aan. Jezus stond hierbij centraal.

Mat. 2:13-15 Een engel des Heren verscheen Jozef in een droom om te zeggen dat hij met het kind en zijn moeder naar Egypte moet vluchten. Maria werd dus door Jozef met haar zoon mee naar Egypte genomen, waar ze enkele jaren zou verblijven.

Mat. 2:19-23 In Egypte kreeg Jozef opnieuw een droom waarin een engel des Heren verschijnt. Die zegt dat hij het kind en zijn moeder moet meenemen naar Israel. Daar aangekomen wordt Jozef opnieuw in een droom gewaarschuwd; hij wilde terugkeren naar Bethlehem, waar ze een poosje gewoond hadden, maar omdat het daar niet veilig was, keerden ze terug naar hun geboorteplaats, Nazaret.

De rechtschapen Jozef lijkt in deze beschrijving van Matteus een veel centralere rol te spelen dan Maria. De engel van de Heer verschijnt steeds aan hem, niet aan Maria. Het zou kunnen dat de extra aandacht voor Jozef vooral samenhangt met de behoefte van Matteus om duidelijk te maken dat Maria geen verhaaltjes ophing over haar maagdelijke zwangerschap. Haar rechtschapen, Godvrezende echtgenoot kreeg bij herhaling bezoek van engelen die hem het verhaal van Maria bevestigden.

De extra aandacht voor Jozef hoeft niet te betekenen dat hij de hoofdpersoon in het verhaal is. Hij is de handelende persoon, ten behoeve van het kind en diens moeder. Die omschrijving van Maria en haar kind als het kind en zijn moeder lijkt op een aanduiding van eerbied voor die twee. Opvallend daarin is dat het in de eerste plaats gaat over het kind Jezus, niet over diens moeder Maria.

Inleiding: Maria, moeder van Jezus, in de Bijbel

Hier wil ik in het kort de plaatsen in het Nieuwe Testament vermelden waar Maria, de moeder van Jezus, ter sprake wordt gebracht.
Ik noem alle bijbelgedeelten hier, als korte introductie, maar zal op elk van de gedeelten elders op deze weblog apart aandacht besteden. Op deze manier wil ik op deze weblog een duidelijk beeld schetsen van wat de bijbel over Maria zegt. Daarbij zal zorgvuldige exegese de boventoon moeten voeren.

Let op: de bijbelteksten zijn aanklikbaar en voeren u direct naar de plaatsen op deze weblog waar ik ze bespreek!


1) Matteus 1:16-2:23 en
2)Lukas 1 en
3)Lukas 2 - vertellen ons het geboorteverhaal van Jezus, waarin Maria vanzelfsprekend een grote rol speelde.

4) Johannes 2:1-12 - Maria was op de bruiloft te Kana. Jezus zegt: vrouw, wat hen ik met u van doen.

5) Matteus 12:46-50 en Markus 3:31-35 en Lukas 8:19-21. Maria en Jezus' broeders willen Hem spreken, maar hij wijst op de menigten en zegt dat zijn moeder en broeders degenen zijn die Hem volgen.

6) Matteus 13:54-57 en Markus 6:1-3 en Johannes 6:41-42 - Jezus wordt in zijn woonplaats Nazareth zeer kritisch bejegend. Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas? En behoren zijn zusters niet allen bij ons?

7) Matteus 27:56-28:10 en Markus 15:40-16:11 en Lukas 23:49-24:12 en Johannes 19b-20:31 - Veel vrouwen zagen Jezus sterven op Golgotha. Ze waren Hem gevolgd uit Galilea. Tot dezen behoorden Maria van Magdala, en Maria, de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder der zonen van Zebedeus. Kort daarna komen we Maria van Magdala en de andere Maria, gezeten tegenover het graf, weer tegen. Ze waakten bij het graf, en gingen op de opstandingsmorgen naar het lege graf. Er kwam een aardbeving, er verscheen een engel, en die vertelde de vrouwen dat Jezus leefde. Ze moesten naar de discipelen gaan om hun dat nieuws te brengen.

8) Johannes 19:25-27 - Jezus noemt Maria de moeder van Johannes vanaf het kruis.

9) Handelingen 1:14 - de discipelen bleven bidden na de hemelvaart van Jezus; onder hen waren ook enige vrouwen, waaronder Maria, de moeder van Jezus, met zijn broeders.

Openbaring 12 gaat wellicht ook over Maria, de moeder van Jezus; Echter, het boek Openbaring vereist een zodanig serieuze studie dat ik voorlopig niet van plan ben op deze plaats aandacht aan deze verzen te besteden in het kader van mijn Maria-in-de-bijbel studie.

10) Mijn samenvatting over Maria-in-de-bijbel kunt u hier vinden. Ik ben er nog niet aanbegonnen maar hoop dit spoedig te doen.