dinsdag 7 oktober 2008

5. Wie is de moeder van Jezus? Matteus 12:46-50

(Lees hierbij ook de paralelle gedeelten in Markus 3:31-35 en Lukas 8:19-21)

Jezus spreekt tot een menigte mensen, en Maria en de broeders (Gr: adelphoi) van Jezus staan buiten. Ze willen Hem te spreken krijgen, en sturen daarom een boodschapper. Jezus' antwoord:
Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil van mijn Vader, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster (Gr: adelphe) en moeder.
Als Maria met Jezus wil spreken, en aan Hem om aandacht voor haar wordt gevraagd omdat ze zijn moeder is, maakt Jezus zeer duidelijk dat wat Hem betreft, elke vrouw die gelovig doet wat Hij zegt en wat de Vader wil, zijn moeder is.

Enerzijds zou je dit kunnen lezen als een degradatie voor Maria, als je de woorden van Jezus leest alsof hij zijn volgelingen aanwijst en bedoelt te zeggen: jullie zijn mijn ware moeder en broers en zussen, en degenen die buiten staan, die blijven maar even wachten. Dat is echter niet door de Griekse tekst geimpliceerd.

Je kunt het ook anders zeggen: Een ieder die Jezus en diens Vader in de hemelen gehoorzaamt, behoort daardoor tot de bijzondere categorie van zijn aardse moeder Maria, die immers zelf ook wordt gekenmerkt wordt door haar gelovig gehoorzamen van Jezus. En die hoort tot de categorie van zijn aardse broers en zussen, waar Jezus heel hecht verbonden mee is. Deze lezing van de tekst lijkt me de beste.

Jezus geeft niet minder aandacht aan Maria, en wellicht gaf Hij aan haar en zijn broeders en zusters meteen na zijn uitspraak, ook wel alle aandacht waarom ze vroegen. De lange toespraak die Jezus in een huis hield, kwam in elk geval ten einde, en Hij ging naar buiten. Misschien moeten we ons dit wel zo voorstellen dat Hij naar buiten ging, juist om aan zijn moeder en broeders en zusters alle respect en liefde te bewijzen, zoals Hij dat dus ook deed aan al zijn volgelingen.

Van groot belang is dat hier wordt gezegd dat Jezus broers en zussen heeft. Er is geen bijbelse aanleiding om te veronderstellen dat dit niet de lichamelijke kinderen van Maria waren. De uitspraak van Jezus dat zijn volgelingen ook zijn moeder en broers en zussen zijn, wordt wel vreemd als dat zou moeten gaan over zijn moeder en zijn neven en nichten, zoals sommigen menen. Er is in de bijbelse context geen reden om broers en zussen niet als de directe broers en zussen van Jezus te zien. Maria kreeg na haar eerstegeboren zoon Jezus dus meer zonen en dochters.

Geen opmerkingen: