dinsdag 21 oktober 2008

10. Samenvatting: De Bijbel over Maria

Maria, een meisje uit de stam van Levi, was als jonge vrouw verloofd met Jozef, uit de stam van David; hoewel ze geen geslachtsgemeenschap met een man had gehad, werd ze zwanger. Dit was het gevolg van direct ingrijpen van God door de heilige Geest. Maria werd zwanger nadat ze gelovig en gedienstig de aankondiging van de engel daarover aanvaardde.

Jozef, haar verloofde, werd ook door een engel bezocht om hem te zeggen dat Maria’s zwangerschap het werk was van de Heilige Geest. Jozef nam Maria tot vrouw, maar had geen sexuele gemeenschap met haar totdat Maria haar eerste kind baarde.

Nadat Jezus was geboren, kregen Jozef en Maria meer kinderen; we kennen de namen van Jakobus, Jozef, Simon en Judas. Maria had een familielid Elisabeth, die met de priester Zacharias was getrouwd. De schoonvader van Maria heette Jakob. Maria’s zus heette Salome. Die was getrouwd met Zebedeus, en hun zonen waren Jakobus en Johannes.

Tijdens de bediening van haar zoon Jezus, verschijnt Maria enkele malen op het toneel. Vooral bij de bruiloft in Kana bleek haar rotsvast vertrouwen in Jezus. Ze was ook aanwezig bij de kruisiging van Jezus; Jezus vertrouwde haar toen liefdevol toe aan de zorg van Johannes, zijn neef. Maria was ook bij het graf waarin Jezus werd gelegd, en op de zondagmorgen van de opstanding was ze daar weer. Jezus verscheen aan Maria op die morgen. Maria speelde dus een heel speciale rol in de lijdenstijd – maar niet uniek. Er waren evengoed andere mannen en vrouwen bij betrokken, die meer aandacht van de schrijvers van de evangelien krijgen dan Maria.

Maria was ook aanwezig bij discipelen op de bidstonden rond de Pinksterdag. Ze hoorde dus bij de allereerste groep volgelingen van Jezus die op die dag de Heilige Geest ontvingen. Daarna lezen we echter niets meer van haar in de bijbel.

Wel heel opvallend is dat in de heel vroege kerk al snel verhalen de ronde deden over Maria die haar als een heel speciale vrouw verbeeldden. De teksten van Lukas over Maria duiden erop dat al voor hij zijn evangelie schreef, documenten of mondelinge tradities bestonden over Maria die welhaast liturgische teksten lijken te zijn.
De herinnering die we aan Maria hebben is die van een zeer gelovige jonge vrouw. Ze wordt begenadigd, gezegend, en zalig, genoemd. Haar gelovig hart maakte dat God haar genade schonk en haar bijzonder kon gebruiken. Haar hele leven kenmerkte zich in wezen door gelovig vertrouwen in haar zoon.

Maria is dus een voorbeeld bij uitstek van geloof en gehoorzaamheid. Dankzij haar geloof kon God de redder van de wereld sturen. Haar geloof had dus kosmische betekenis; dit maakt Maria tot een zeer unieke vrouw: door God gekozen om Hem te dienen door de Zoon van God te dragen en te baren. Ze was dus de Theotokos, de God-draagster. Vandaar dat we Maria, naar de woorden van Lukas 1:48-49, zalig prijzen, omdat God grote dingen aan haar heeft gedaan.

Geen opmerkingen: