zaterdag 4 oktober 2008

2. Maria en kerst II: bij Lukas 1

Lukas 1:5-8, 36 Het feit dat Zacharias een priester was, betekent dat hij een Leviet was. Hij was getrouwd met Elisabet, uit het geslacht van Aaron, dus ook een Leviet. De engel Gabriel noemt Elisabet uw verwante als hij met Maria spreekt. Maria zelf was dus ook uit de stam van Levi, het priesterlijk geslacht.

Lukas 1:26 Maria woonde in Nazaret in Galilea. Ze was een maagd (Gr: parthenos) die was ondertrouwd (verloofd) met Jozef. Jozef was uit het huis van David, dus uit het koninklijk geslacht. Voor dat woord parthenos, zie mijn commentaar bij Maria en Kerst I: bij Matteus 1-2, elders op deze weblog.

Lukas 1:26,28-33 De engel Gabriel (een engel des Heren, zie Lukas 1:11, 19) verscheen aan Maria in haar huis. Gabriel zei tegen Maria:
Weest gegroet, gij begenadigde, de Here is met u... weest niet bevreesd Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. En zie gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob keersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.
Voor het begrijpen van wie Maria is, zijn deze woorden van belang. Ze wordt genoemd: een begenadigde (Gr: kecharistoomenee), en ze heeft genade gevonden bij God. (Gr: heures charin). Beide termen duiden erop dat God haar zijn genade heeft geschonken; op geen enkele manier suggereren de term dat Maria inherent genade bezat. Ze zocht God's genade, en heeft dat ontvangen.

Maria krijgt te horen dat ze zwanger zal worden, en dat ze degene zal baren die Zoon van de Allerhoogste zal heten, degene die eeuwig over het huis van David zal heersen. Ze krijgt een zoon, maar die zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. Maria begreep daarvan ongetwijfeld niet de betekenis, maar ze wist wel vanaf het begin van haar zwangerschap dat ze geen gewoon kind zou gaan baren en opvoeden.

Lukas 1:34 Logisch dat Maria daarom vraagt hoe dat kan gebeuren; ze heeft geen immers omgang, dat wil zeggen, geen sexuele relatie, met een man. Maria is maagd.

Lukas 1:35 De heilige Geest zal over Maria komen, de kracht van de Allerhoogste zal haar overschaduwen. Dat wordt door de engel in de toekomende tijd gezegd, dus Maria was toen nog niet zwanger. Omdat God zelf voor de zwangerschap zorgt, wordt de zoon het heilige (Gr: hagion) genoemd, en Gods Zoon (Gr: huios theou). Even onbegrijpelijke woorden voor Maria als wat de engel in Lukas 1:32 had gezegd.

Lukas 1:38 Maria's gelovige antwoord op de enorme aankondiging:
Zie, de dienstmaagd (Gr: doule) des Heren; mij geschiede naar uw woord.
Maria, die toen nog niet zwanger was, aanvaardde gehoorzaam de wil van God; ze was immers zijn dienstmaagd. Wat zou er gebeurd zijn als Maria niet zo gelovig met de wil van God had ingestemd? De keus van deze jonge vrouw was van kosmisch belang. Haar gehoorzaamheid aan de wil van God, bracht de redder van de wereld voort.

Lukas 1:39 Maria reisde snel naar de bergen van Juda, waar Zacharias en Elisabet, haar verwanten, woonden. In de korte tijd tussen de aankondiging door de engel en het arriveren van Maria bij Elisabeth, werd Maria waarschijnlijk zwanger. Zou Maria, meteen na de verschijning van de engel, naar Jozef zijn gegaan om haar verloofde het schokkende nieuws te vertellen? Of zou ze dat pas drie maanden later hebben gedaan, toen ze terug was in Nazaret? Voor beide opties is veel te zeggen. Ik vermoed dat Maria het pas bij terugkomst vertelde, want de engel sprak pas tot Jozef dat hij Maria tot vrouw moest nemen, toen bleek dat ze zwanger was. Dat was niet voordat Maria terugkeerde uit de Judeese bergen.

Lukas 1:41-44 Toen Maria bij Elisabet arriveerde en haar groette, sprong het kind waarvan Elisabet zwanger was, op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met de heilige Geest, en luid sprak ze:
Gezegend (Gr: eulogemene) zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Opvallend is dat zowel het kind als de moeder gezegend worden genoemd. Elisabet noemde Maria ook de moeder van mijn Heer. De term gezegend onder de vrouwen bedoelt te zeggen dat onder alle vrouwen ter wereld, niemand zo gezegend is als Maria. Zulke woorden lijken te zijn bedoeld om enorme eer aan Maria te geven.

Lukas 1:45 Elisabet spreekt in nog meer bijzonder woorden tot Maria:
Zalig is zij, die geloofd heeft, want wat vanwege de Here tot haar gezegd is, zal volbracht worden.
Lukas 1:46-55 Maria zingt vervolgens zelf de liof van God, in wat we de Lofzang van Maria noemen, en ook wel het Magnificat:
Mijn ziel maakt groot (Latijn: magnificat) de Here,
en mijn geest heeft zich verblijd over God mijn Heiland,
omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd.
Want zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen (Gr: makariousin me) alle geslachten,
omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige. En heilig is zijn naam,
en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie Hem vrezen...
Maria spreekt vervolgens verder over God's grote daden aan Israel; waarbij misschien te denken valt dat ze zich vereenzelvigde met de eenvoudigen die God verhoogt, met de hongerigen die Hij met goederen zegent.

Lukas 1:56 Maria blijft drie maanden bij Elisabet; ze arriveerde daar toen Elisabet zes maanden zwanger was, dus Maria zal vast bij de geboorte hebben geholpen. Deze drie maanden waren van groot belang voor Maria, stel ik me zo voor. Ze zal in elk geval veel met haar verwante hebben gesproken over de woorden die de engel tot haar had gesproken, en over haar zorgen over wat haar te wachten stond. Hoe zou ze dit aan Jozef moeten vertellen? Zou hij haar wel geloven?
Bij Zacharias en Elisabet, twee oude mensen waarvan Elisabet bovendien onvruchtbaar was, zag Maria voor haar ogen het wonder van de geboorte van Johannes; het zal haar eigen vertrouwen in haar lotsbestemming hebben versterkt denk ik.

Dat Maria reden had om zich zorgen te maken om Jozef is duidelijk. Matteus beschrijft dat hij in stilte wilde scheiden toen hij van haar hoorde dat ze zwanger was. Lukas meldt daar niets over, maar alleen door een bezoek van een engel werd Jozef overtuigd toch met Maria te huwen.
Dat deed hij, en daarna gaan ze samen naar Bethlehem om zich te laten inschrijven. Zie Matteus 2:1 en Lukas 2:1.

Wat ik overigens erg opvallend vind: Lukas zocht als historikus allerlei verhalen bij elkaar - en dit verhaal over Maria heeft wel heel sterk de 'geur' van een al behoorlijk ontwikkeld verhaal binnen de gemeente. De liederen/gebeden zijn haast liturgisch.

Me dunkt dus, dat blijkbaar in de vroege kerk al grote interesse in Maria bestond, en ook duidelijk is dat haar wel grote eer werd toegekend: ze is degene die naast Jezus de 'gezegende' wordt genoemd op een manier die je voor andere vroeg-christelijke leiders niet tegenkomt in het Nieuwe Testament.

Geen opmerkingen: